Toegankelijkheidslinks Ga naar de hoofdinhoud
NPLW Logo. Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie
Helpdesk

Wanneer is het warmteprogramma kaderstellend?

De Nederlandse wetgeving geeft geen formele definitie van ‘kaderstelling’. Op basis van jurisprudentie en Europese richtlijnen is een warmteprogramma kaderstellend als het richting geeft aan toekomstige besluiten of projecten met mogelijk aanzienlijke milieueffecten.

Dat is het geval als het warmteprogramma: 

  • een locatie of locatiecriteria vastlegt;
  • een tracé of tracécriteria beschrijft;
  • fasering of tijdspaden aangeeft;
  • de omvang van maatregelen begrenst;
  • de uitvoeringswijze beschrijft die relevant is voor een later besluit waarvoor een project-mer of mer-beoordeling geldt.  

Het opnemen van een voornemen tot de inzet van de aanwijsbevoegdheid (Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie), maakt het warmteprogramma niet automatisch kaderstellend. Alleen als het warmteprogramma hierbij ook keuzes bevat over mer- warmtetechnieken of mer-beoordelingsplichtige warmtetechnieken (zoals een tracé of technische oplossing), is sprake van kaderstelling. Wordt met de aanwijsbevoegdheid bijvoorbeeld gekozen voor een all-electric-oplossing zonder ruimtelijke of technische uitwerking, dan volstaat een plan-mer-beoordeling om te bepalen of sprake is van aanzienlijke milieueffecten. Daarbij kunnen mitigerende maatregelen inclusief de borging hiervan, worden betrokken. Kunnen aanzienlijke milieueffecten worden uitgesloten, dan is geen sprake van een plan-mer-plicht. 

Let dus op: of een warmteprogramma aan de eisen van de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Wgiw) en het Besluit gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Bgiw) voldoet, is niet bepalend voor de plan-mer-plicht. Die volgt uit het stelsel van de Omgevingswet, niet uit het Wgiw-kader.

Meer informatie