Toegankelijkheidslinks Ga naar de hoofdinhoud
NPLW Logo. Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie
Helpdesk

Overgangsrecht onder de Wet collectieve warmte

Bij de invoering van de Wet collectieve warmte (Wcw) verandert de organisatie van collectieve warmtesystemen. Gemeenten krijgen een regierol en bestaande warmtebedrijven krijgen een plaats binnen het nieuwe wettelijke stelsel. Het overgangsrecht beschrijft hoe deze overgang verloopt: hoe gemeenten bestaande warmtebedrijven aanwijzen, hoe de kavels aansluiten op de bestaande warmtevoorziening en infrastructuur en welke uitzonderingen gelden voor kleine systemen, verhuurders en verenigingen van eigenaars (vve’s).

Wat is het overgangsrecht?

Het overgangsrecht regelt hoe bestaande collectieve warmtevoorzieningen onder de toepassing van de Wcw vallen zodra de wet ingaat. Het doel is om de overgang van de huidige situatie naar het nieuwe stelsel goed te laten verlopen. 

Het overgangsrecht biedt duidelijkheid aan gemeenten, warmtebedrijven en andere betrokkenen. Het maakt namelijk duidelijk:

  • of en hoe bestaande warmtenetten onder de nieuwe regels vallen;
  • dat bestaande afspraken tussen gemeenten en warmtebedrijven zoveel mogelijk blijven gelden, behalve als ze in strijd zijn met de Wcw.

Warmtebedrijven mogen hun activiteiten blijven uitvoeren voor minimaal 14 en maximaal 30 jaar, ook zonder publiek meerderheidsbelang. Dit voorkomt dat projecten stilvallen en zorgt voor een ononderbroken levering van warmte. Bovendien krijgen warmtebedrijven hiermee de tijd om hun investeringen terug te verdienen. 

Het overgangsrecht laat gemeenten hun regierol in de warmtetransitie stap voor stap versterken. Ze kunnen bijvoorbeeld eerst een bestaand warmtebedrijf aanwijzen en geleidelijk toewerken naar de nieuwe situatie waarin publieke sturing, duurzaamheid, leveringszekerheid en betaalbaarheid centraal staan. Zo zorgt het overgangsrecht voor een soepele overgang naar de nieuwe regels van de Wcw, met aandacht voor zowel publieke als private belangen.  

Bestaande situaties en kavelgrootte onder het overgangsrecht

Op het moment dat de Wcw ingaat, geldt het overgangsrecht voor situaties waarin een warmtenet al in voorbereiding of (deels) gerealiseerd is, met of zonder betrokkenheid van de gemeente. Deze bestaande situaties vormen het uitgangspunt voor de aanwijzing van het warmtebedrijf. De grootte van de warmtekavel wordt vastgesteld aan de hand van de situatie zoals die is op het moment van inwerkingtreding van de Wcw.

Het overgangsrecht onderscheidt 5 situaties: 

Er is een overeenkomst met de gemeente

De gemeente heeft een overeenkomst met een warmtebedrijf, zoals een concessieovereenkomst. Daarin krijgt het warmtebedrijf het recht of de plicht om: 

  • warmte te transporteren en te leveren aan verbruikers;
  • een collectieve warmtevoorziening te exploiteren;
  • verbruikers aan te sluiten op een collectief warmtesysteem. 

De grootte van de warmtekavel komt overeen met de afbakening die de gemeente en het warmtebedrijf in de overeenkomst hebben vastgelegd.

Feitelijke levering zonder overeenkomst

Het warmtebedrijf transporteert en levert al warmte, maar er is geen overeenkomst met de gemeente. De levering vindt dus plaats zonder formele afspraken. 

De grootte van de warmtekavel wordt bepaald door de ligging van het warmtenet en de (delen van) gebouwen waar het warmtebedrijf warmte aan levert.

Toestemming voor aanleg, nog geen levering

Het warmtebedrijf transporteert en levert nog geen warmte, maar heeft de aanleg van een collectief warmtenet wel al voorbereid. Hiervoor heeft het warmtebedrijf al de nodige toestemmingen en vergunningen van de gemeente verkregen, zoals leg- en ligvergunningen.  

De grootte van de warmtekavel is gelijk aan het gebied waarvoor de gemeente toestemming heeft gegeven. Als meerdere besluiten bij hetzelfde collectieve warmtesysteem horen, dan gelden ze samen als 1 aanwijzing voor een warmtekavel.

Aansluitovereenkomsten met afnemers, nog geen levering

Het warmtebedrijf transporteert en levert nog geen warmte, maar heeft wel aansluitovereenkomsten afgesloten met verbruikers. Deze situatie valt onder het overgangsrecht als: 

  • in de overeenkomsten staat dat de verbruikers binnen 5 jaar na inwerkingtreding van de Wcw aangesloten worden; en
  • de overeenkomst de startdatum van de levering en financieel bindende afspraken over de kosten per aansluiting bevat. 

De grootte van de warmtekavel wordt bepaald door de (delen van) gebouwen die in de overeenkomst staan. Als er meerdere aansluitovereenkomsten voor hetzelfde collectieve warmtesysteem zijn, vormen die samen 1 aanwijzing voor een warmtekavel.

Aankondiging van een overheidsopdracht, nog geen levering of ondertekende overeenkomst

De gemeente heeft vóór de inwerkingtreding van de Wcw een aanbesteding voor een warmtebedrijf aangekondigd en de inschrijftermijn is al gesloten. Dit valt onder het overgangsrecht als:

  • de gemeente de gunningsbeslissing binnen 6 maanden na inwerkingtreding heeft genomen; en
  • de gemeente en het warmtebedrijf de overeenkomst binnen 9 maanden na inwerkingtreding hebben ondertekend.

De grootte van de warmtekavel volgt uit de afbakening die de gemeente en het warmtebedrijf in de overeenkomst hebben vastgelegd.

Gevolg: aanwijzingsbesluit binnen 1 jaar

Als 1 van deze situaties van toepassing is, moet het college van burgemeester en wethouders binnen 1 jaar na inwerkingtreding van de Wcw een aanwijzingsbesluit nemen. Hiermee wijst het college het bestaande warmtebedrijf formeel aan voor het gebied waarbinnen het actief is. 

Let op: in deze situaties hoeft het college geen nieuw warmtekavel vast te stellen. De gemeente moet wel uitgaan van de bestaande situatie en op basis daarvan bepalen hoe groot de warmtekavel is waarvoor de aanwijzing geldt. 

Samenvoegen kavels 

Door deze werkwijze kunnen onderdelen van 1 collectief warmtesysteem – die door hetzelfde warmtebedrijf worden geëxploiteerd – in verschillende warmtekavels terechtkomen. Deze kavels zouden dan elk een eigen, afzonderlijke aanwijzing krijgen. Het probleem daarvan is dat de aanwijzing bepaalt wanneer het warmtesysteem moet worden overgedragen. Als verschillende delen van hetzelfde systeem onder verschillende aanwijzingen vallen, kunnen ze niet tegelijk worden overgedragen, terwijl het systeem technisch en operationeel 1 geheel vormt. Dat leidt tot organisatorische, juridische en uitvoeringsproblemen. 

Om deze problemen te voorkomen, moet het college warmtekavels samenvoegen als:

  • de levering van warmte in het ene warmtekavel afhankelijk is van toegang tot het andere warmtekavel; en
  • voor beide warmtekavels hetzelfde warmtebedrijf is aangewezen.

De uitzondering hierop is als de gemeente met het aangewezen warmtebedrijf heeft afgesproken de gebieden gescheiden te houden.

Voorbeeld: samenvoegen warmtekavels

Op de afbeelding staat een collectieve warmtevoorziening met 3 leveringsgebieden: A, B en C. 

De warmtebron ligt onderin en levert warmte via leidingen. 

  • Gebieden A en B zijn fysiek verbonden: de leiding naar A loopt via B. Warmte kan in gebied A dus alleen geleverd worden via het systeem in B. In beide gebieden is hetzelfde warmtebedrijf actief.
  • Gebied C heeft een directe verbinding met de warmtebron en functioneert technisch zelfstandig: het is niet afhankelijk van A of B. 

Op grond van het overgangsrecht moet het college in dit voorbeeld gebieden A en B samenvoegen tot 1 warmtekavel. Er is namelijk sprake van: 

  • onderlinge afhankelijkheid;
  • de aanwijzing van hetzelfde warmtebedrijf. 

Voor C geldt dit niet: het gebied werkt onafhankelijk, dus is samenvoeging niet verplicht. De gemeente kan de warmtekavels alsnog samenvoegen als dat beleidsmatig of praktisch wenselijk is. 

Overgangsrecht en kleine collectieve warmtesystemen

Ook warmtebedrijven met een klein collectief warmtesysteem (minder dan 1.500 aansluitingen) vallen onder het overgangsrecht. Dat betekent dat het college deze warmtebedrijven binnen 1 jaar na inwerkingtreding van de Wcw moet aanwijzen voor het warmtekavel waarin zij al actief zijn.

Na deze aanwijzing kunnen warmtebedrijven met een klein collectief warmtesysteem een ontheffing aanvragen. Een ontheffing brengt minder administratieve verplichtingen met zich mee dan een gewone aanwijzing. Het college mag een aanvraag tot ontheffing alleen afwijzen wanneer het systeem niet voldoet aan de wettelijke criteria voor een klein collectief warmtesysteem.

Bestaande warmtelevering door verhuurders en vve’s

Verhuurders en vve’s die warmte leveren aan huurders of leden vallen ook onder het overgangsrecht. Zij moeten hun bestaande warmtelevering binnen 6 maanden na inwerkingtreding melden bij het college. Door deze melding krijgen zij automatisch een ontheffing voor een klein collectief warmtesysteem, die 30 jaar geldig is. Een apart besluit van het college is niet nodig. Let op: de warmtelevering moet wel voldoen aan de criteria voor een klein collectief warmtesysteem, anders geldt de melding niet als ontheffing.

Taken en verplichtingen warmtebedrijf

Vanaf het moment dat het college een bestaand warmtebedrijf aanwijst op basis van het overgangsrecht, gelden voor dit bedrijf de taken en verplichtingen uit artikel 2.12 van de Wcw. Bij nieuwe collectieve warmtesystemen gelden deze taken en verplichtingen pas nadat het college heeft ingestemd met een uitgewerkt kavelplan.

Een warmtebedrijf dat op basis van het overgangsrecht is aangewezen voor een warmtekavel moet ook een uitgewerkt kavelplan maken. Het college toetst dit plan en kan het aangewezen warmtebedrijf ook verplichten het plan te veranderen.

Let op: zolang het college het warmtebedrijf nog niet heeft aangewezen, gelden de bepalingen uit de Wcw die een aanwijzing vereisen nog niet. In die periode blijven voor bestaande warmtebedrijven, de leveranciers in de zin van de Warmtewet, daarom nog steeds een aantal artikelen uit de Warmtewet van toepassing.

Periode van de aanwijzing

Bij de aanwijzing onder het overgangsrecht geldt een periode van minimaal 14 en maximaal 30 jaar. Deze periode heet ook wel de overgangstermijn. 

Het doel van de overgangstermijn is om het warmtebedrijf genoeg tijd te geven investeringen voor bestaande en geplande aansluitingen op een redelijke manier terug te verdienen. Hierdoor krijgt het warmtebedrijf financiële zekerheid en blijft de continuïteit van de warmtevoorziening geborgd. 

De periode wordt in 3 stappen berekend: 

  1. Bepaal het startpunt: kijk eerst naar de laatste 10% van de leveringsaansluitingen of voorziene leveringsaansluitingen. Van deze groep neem je de oudste aansluitovereenkomst als startpunt.
  2. Bereken het tijdsverschil: het aantal jaren tussen de datum van inwerkingtreding van de Wcw en het startpunt.
  3. Stel de aanwijzingsduur vast: trek dit aantal jaren af van 30 jaar. Dat is de duur van de aanwijzing. De aanwijzingsduur is nooit korter dan 14 jaar. 

Voorbeeldberekening aanwijzingsperiode

Een warmtebedrijf heeft in een warmtekavel 1.000 aansluitingen gerealiseerd vóór de inwerkingtreding van de Wcw. De 100 meest recente aansluitovereenkomsten werden afgesloten tussen 2022 en 2024. De oudste aansluitovereenkomst binnen deze groep is van 1 januari 2022. In dit voorbeeld gaan we ervan uit dat de Wcw in werking treedt op 1 januari 2027.

  1. Startpunt bepalen. 
    De oudste aansluitovereenkomst binnen de meest recente 10% is van 1 januari 2022.
  2. Tijdsverschil berekenen. 
    Het verschil tussen de inwerkingtreding (1 januari 2027) en het startpunt (1 januari 2022) is 5 jaar.
  3. Aanwijzingsduur vaststellen. 
    De basisduur is 30 jaar. Trek hier 5 jaar vanaf: 30 – 5 = 25 jaar. 

Aangezien dit boven het minimum van 14 jaar ligt, wordt de aanwijzingsduur voor het warmtebedrijf in dit warmtekavel 25 jaar. Het warmtebedrijf mag het warmtenet in dit gebied exploiteren tot 1 januari 2052. 

Let op: afwijkende berekening bij (concessie)overeenkomsten

Deze standaardberekening geldt niet als de aanwijzing gebaseerd is op een (concessie)overeenkomst. Dan hangt de periode af van de afspraken in de overeenkomst, tenzij die korter is dan in de standaardberekening. In dat geval wordt de langere termijn uit de standaardberekening gehanteerd. De Wcw onderscheidt 3 soorten overeenkomsten: 

  • overeenkomst voor bepaalde tijd: de periode is gelijk aan de resterende looptijd van de overeenkomst, met een minimum van 14 jaar en een maximum van 30 jaar;
  • overeenkomst voor onbepaalde tijd: de periode wordt standaard vastgesteld op 30 jaar;
  • overeenkomst zonder bepaling over de tijdsduur: de aanwijzingsperiode is 30 jaar, min de periode dat er al warmte wordt geleverd in het gebied. De minimumperiode is 14 jaar.

Mogelijkheden na aanwijzing

Wijs je als gemeente een bestaand warmtebedrijf aan voor een warmtekavel, dan zijn er verschillende opties waarop de warmtevoorziening zich verder kan ontwikkelen. Hieronder staan de mogelijkheden voor gemeenten en warmtebedrijven.

De bestaande situatie voortzetten

Het bestaande warmtebedrijf blijft warmte leveren binnen de aangewezen warmtekavel, zonder groei of met beperkte groei van het aantal aansluitingen. Dit geldt bijvoorbeeld voor veel bestaande warmte- en koudesystemen (WKO’s), die vaak al hun maximale vermogen gebruiken. 

Groei binnen de bestaande warmtekavel (inbreiding)

Het bestaande warmtebedrijf blijft warmte leveren binnen de warmtekavel en binnen de kavel is ruimte voor groei van het aantal aansluitingen. Deze groei wordt gerealiseerd met het bestaande collectieve warmtesysteem als basis. Deze situatie komt onder meer voor bij warmtebedrijven die in het verleden een concessie hebben gekregen en waar nog ruimte voor groei is.

Warmtekavel uitbreiden

Het bestaande warmtebedrijf blijft warmte leveren binnen de warmtekavel en er is daarnaast ruimte voor groei van het aantal aansluitingen buiten de warmtekavel. Het bestaande collectieve warmtesysteem is de basis voor de gewenste uitbreiding. Het college kan de aanwijzing wijzigen en de warmtekavel vergroten. De omvang van het grotere, nieuwe warmtekavel moet daarna wel voldoen aan de criteria uit de Wcw over warmtekavels vaststellen.

Ontwikkeling meerdere warmtekavels met toegang tot een bestaande warmtevoorziening

Soms sluiten de afspraken met een warmtebedrijf niet goed aan bij de gemeentelijke doelen voor een aardgasvrije gebouwde omgeving. Dan kan uitbreiding van de warmtekavel onwenselijk zijn, terwijl het ook onpraktisch is om een nieuw warmtekavel vast te stellen zonder gebruik te maken van het bestaande collectieve warmtesysteem.

De Wcw biedt gemeenten in zulke gevallen de mogelijkheid om een warmtekavel vast te stellen waarbij derden toegang krijgen tot de infrastructuur van een bestaand warmtebedrijf. Dit betekent dat:

  • de gemeente een nieuw warmtebedrijf kan aanwijzen als die toegang krijgt tot de bestaande warmtevoorziening;
  • bestaande warmtebedrijven verplicht zijn toegang te verlenen aan derden onder redelijke voorwaarden en tarieven;
  • de toegang alleen geldt voor de bestaande infrastructuur; een eventuele netverzwaring valt hier niet onder.
  • omdat deze toegang een ingrijpende maatregel is, het bestaande warmtebedrijf bij de Autoriteit Consument & Markt (ACM) een ontheffing kan aanvragen. Met deze ontheffing hoeft het warmtebedrijf geen toegang meer te verlenen aan derden. De ACM verleent deze ontheffing alleen als het warmtebedrijf door de toegang zijn taken niet kan uitvoeren. 

Stappenplan voorbereiding op het overgangsrecht

De invoering van de Wcw brengt grote veranderingen met zich mee voor gemeenten en bestaande collectieve warmtesystemen. Een goede voorbereiding voorkomt juridische onzekerheid en biedt warmtebedrijven, bewoners en andere betrokken partijen duidelijkheid over hun rechten en plichten. 

Door de volgende stappen te doorlopen kunnen gemeenten zorgen voor een soepele overgang naar het nieuwe systeem: 

Stap 1: breng de huidige warmtevoorziening in kaart

Inventariseer alle warmtebedrijven en collectieve systemen in de gemeente. Neem zowel de grootschalige netten als kleinschalige systemen mee, zoals vve’s en private WKO’s. Verzamel bestaande concessieovereenkomsten, vergunningen en aansluitovereenkomsten voor een volledig overzicht van de huidige situatie.

Stap 2: analyseer en actualiseer bestaande afspraken

Onderzoek welke bestaande afspraken en contracten aansluiten op de Wcw en welke aanpassingen nodig zijn als die in werking treedt. Zo voorkom je juridische en operationele knelpunten en krijgen alle betrokken partijen op tijd inzicht in hun verantwoordelijkheden.

Stap 3: communiceer op tijd met alle belanghebbenden

Informeer warmtebedrijven, exploitanten van kleine collectieve systemen en andere stakeholders over de gevolgen van de Wcw en de regels van het overgangsrecht. Duidelijke communicatie helpt partijen zich goed voor te bereiden, bijvoorbeeld door bestaande contracten te actualiseren, een ontheffing voor te bereiden of een uitgewerkt kavelplan op te stellen. Hierdoor houd je als gemeente ook beter grip op het proces. 

Stap 4: bereid de aanwijzing voor met aandacht voor uitzonderingen

Houd bij de voorbereiding van de aanwijzing rekening met uitzonderingen, zoals kleine collectieve systemen die mogelijk een ontheffing aanvragen. Een proactieve aanpak voorkomt vertraging en onzekerheid en helpt het college de aanwijzing binnen 1 jaar na inwerkingtreding van de Wcw af te ronden.

Meer informatie