Toegankelijkheidslinks Ga naar de hoofdinhoud
NPLW Logo. Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie
Helpdesk

Stappenplan monitoring

In een monitorplan beschrijf je hoe je de uitvoering van het warmteprogramma gaat monitoren. Een monitoringplan helpt om vanaf het begin gestructureerd en overzichtelijk te werken. Ook heb je met dit plan iets in handen waar je bestuurlijk akkoord op kunt vragen en duidelijke werkafspraken over kunt gaan maken.

Deze pagina is onderdeel van een 3-luik over monitoring. Op Gemeentelijke monitoring van de lokale warmtetransitie lees je over de juridische verplichtingen rond monitoring. In het Stappenplan monitoring op deze pagina staan praktische tips en databronnen. Het Monitorplan gemeente Nieuwerland laat zien hoe deze fictieve gemeente het stappenplan in de praktijk heeft uitgewerkt.

Je stelt een monitorplan op in 4 stappen:

  1. Breng focus aan: bepaal het doel, wat je daarvoor gaat monitoren en formuleer monitorvragen.
  2. Ontwerp een monitoringcyclus.
  3. Werk uit hoe je de informatie verzamelt.
  4. Beschrijf hoe je de uitvoering organiseert.

Stap 1: Breng focus aan: bepaal het doel, wat je daarvoor gaat monitoren en formuleer monitorvragen

Het 1e deel van het monitoringplan draait om focus: waarom monitor je, wat wil je weten en hoe helpt dat om je doelen te bereiken? Zo voorkom je dat je ongericht  gegevens gaat bijhouden. 

Begin daarom je monitorplan met een toelichting op waarom monitoring van belang is voor jouw gemeente. Bijvoorbeeld als basis om de aanpak bij te sturen of om keuzes te verantwoorden.

Gebruik vervolgens je warmteprogramma en eventuele uitvoeringsplannen als vertrekpunt om te bepalen wat je gaat monitoren: 

  • Welke onderdelen moet je in jouw gemeente monitoren op basis van juridische verplichtingen, zowel voor de inhoudelijke terugblik in het volgende warmteprogramma als voor de waarborgen die horen bij het inzetten van de aanwijsbevoegdheid?
  • Welke doelen heb je nog meer in je plannen (warmteprogramma of uitvoeringsplan) opgenomen en zijn daarnaast waardevol om te gaan monitoren? Volgen daaruit extra aandachtspunten of thema’s voor de monitor?

Op de pagina Gemeentelijke monitoring van de lokale warmtetransitie lees je meer over het belang van monitoring, de wettelijke verplichtingen en wat aanvullend van belang is om bij te houden.

Het kan helpen om de samenhang van onderdelen uit je aanpak inzichtelijk te maken. Daarvoor breng je de volgende dingen in kaart:

  • De aanpak: Welke maatregelen ga je uitvoeren om het doel te bereiken?
  • Tussentijdse resultaten: Welke resultaten moeten tussentijds geboekt worden om het uiteindelijke effect te kunnen bereiken?;
  • Eindresultaat: Hoe dragen de aanpak en tussenstappen bij aan het effect op het einddoel?

Voorbeeld bij het monitoren van participatie en draagvlak

Heb je in je warmteprogramma de ambitie opgenomen om met participatie het draagvlak voor collectieve oplossingen te vergroten? Monitor dan hoe de uitvoering hiervan verloopt aan de hand van de volgende onderdelen:

Uit te voeren maatregelen: 

  • Welke activiteiten ga je uitvoeren om het draagvlak te vergroten? Denk bijvoorbeeld aan algemene bijeenkomsten, bewonersavonden en communicatiecampagnes.

Tussentijdse resultaten:

  • Wat is je plan of verwachting op het gebied van bezoekersaantallen bij bijeenkomsten?
  • Hoeveel reactie beogen we te hebben op brieven, uitnodigingen en online campagnes om op groeiend draagvlak te wijzen?
  • In hoeverre hoop en verwacht je dat bewoners ook uit eigen beweging in actie komen?

Voortgang doelen:

In welke mate moet deze aanpak en de tussentijdse resultaten bijdragen aan het vergroten van het draagvlak voor een collectieve oplossing?

Zijn de ambities in de warmteplannen nog niet heel concreet of moeilijk te meten? Stem dan samen af hoe je deze toch kunt gaan monitoren. Soms vraagt dat om een extra interpretatieslag, bijvoorbeeld door algemene doelen te vertalen naar specifieke, meetbare indicatoren.

Hoe concreter je aanpak is uitgewerkt in maatregelen en beoogde resultaten en hoe meetbaarder je doelen zijn geformuleerd, hoe beter je deze gericht kunt gaan monitoren. Ook is het belangrijk om  de focus en afbakening van de monitoring niet alleen te bepalen. Betrek de belangrijkste stakeholders bij wat je wel en niet meeneemt, zoals projectleiders, directie, bestuur, en gemeenteraad. Vraag wat zij willen weten en welke waarde deze monitoring voor hen kan hebben. Deze afstemming helpt om:

  • te voorkomen dat later cruciale informatie ontbreekt;
  • de focus beter te laten aansluiten op de informatiebehoefte; draagvlak voor de monitor te creëren, wat de kans vergroot dat de inzichten ook echt worden gebruikt. 

Van te monitoren aspecten naar monitorvragen

Vertaal de te monitoren aspecten nu naar monitoringvragen. Deze vragen:

  • geven richting aan de informatieverzameling;
  • helpen om de informatie logisch te ordenen en samenhangend te analyseren;
  • vormen de basis voor voortgangrapportages en verantwoording naar de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders (college van B&W).

Gebruik de onderstaande vragen als minimale basis, en verfijn ze op basis van de doelen en aanpak uit je eigen warmteprogramma:

  • Uitgevoerde maatregelen: wat zijn de belangrijkste maatregelen die het afgelopen jaar zijn genomen?
  • Geboekte (tussentijdse) resultaten: wat zijn de belangrijkste resultaten die het afgelopen jaar zijn gerealiseerd? Is dit volgens de verwachting of planning?
  • Voortgang doelen: hoe gaat het met de realisatie van de gemeentelijke doelstellingen? Ligt de gemeente op koers?

Vul de feitelijke vragen aan met reflectieve vragen. Waar feitelijke vragen met feiten en cijfers constateren wat er gebeurt, helpen reflectieve vragen om te leren van wat je doet. Zoals:

  • Wat hebben we tijdens de uitvoering geleerd over onze aanpak? Wat werkt goed en wat minder?
  • Wat helpt en wat belemmert in de bredere gemeentelijke of landelijke context om voortgang te boeken en de doelen te realiseren?
  • Wat betekenen de feiten en inzichten voor het vervolg – gaan we door met de aanpak of moeten we die bijstellen? 

Je kunt aanvullend specifieke leervragen opnemen, zoals:

  • Wat leren we van de samenwerking met bewonersinitiatieven?
  • Hoe geven we deze leerervaringen een plek in het vervolgproces?
  • Wat leren we over de afstemming met de gemeenteraad? Hoe kunnen we de raad goed meenemen?

Stap 2: ontwerp een monitoringcyclus

In deze stap ontwerp je het monitoringsproces: wat je wanneer doet en met welk resultaat. 

Het helpt om dit proces vorm te geven als een cyclus met vaste, herkenbare fases die je periodiek herhaalt. Dat brengt structuur aan en geeft houvast bij de uitvoering, zeker wanneer je hier een heldere planning aan verbindt. 

De monitorcyclus bestaat uit 5 fasen: 

  • voorbereiding;
  • informatie verzamelen;
  • analyse;
  • rapportage;
  • van reflectie naar actie. 

De informatieverzamelingsfase vraagt meestal de meeste tijd en uitwerking. De gekozen methoden bepalen namelijk voor een groot deel hoeveel tijd en capaciteit de monitor je kost. 

Infographic monitoringcyclus
Toelichting bij deze afbeelding
De monitoringcyclus bestaat uit 5 fasen:

1. Voorbereiding
2. Informatie verzamelen
3. Analyse
4. Rapportage
5. Van reflectie naar actie

Het is aanbevolen deze cyclus jaarlijks te doorlopen.
Infographic monitoringcyclus
Voorbereidingsfase

In deze fase regel je de praktische voorbereiding:

  • Informeer betrokkenen bij de uitvoering en maak afspraken over het op tijd aanleveren en vastleggen van informatie en deelname aan reflectiesessies.
  • Stel bijvoorbeeld een beknopte vragenlijst op om meer te weten te komen over de behoeften van de betrokkenen bij deze monitor, zodat je daar invulling aan kunt geven bij het proces.
  • Plan de werkzaamheden.

Resultaat: het proces is georganiseerd en ingepland.

Informatieverzamelingsfase

In deze fase verzamel je de feiten, cijfers en ervaringen die je nodig hebt om de monitor- en leervragen te beantwoorden. 

Resultaat: de informatie is verzameld.

Analysefase

In deze fase kom je tot een eerste beantwoording van de monitor- en leervragen. Bespreek de analyse in een reflectiesessie met projectleiders of andere betrokkenen en vul deze zo nodig aan. 

Resultaat: een conceptanalyse en eerste beantwoording van de monitor- en leervragen, getoetst en aangescherpt.

Tip: werk de analyse nog niet in detail uit, maar vat de belangrijkste inzichten per vraag eerst samen in een presentatie. Gebruik die als basis voor de sessie. Zo kun je deze eerst bespreken en verbeteren voordat je aan het uitschrijven begint. 

Rapportagefase

In deze fase leg je de belangrijkste inzichten vast in een voortgangsrapportage. 

Resultaat: de definitieve analyse en beantwoording monitor- en leervragen in rapportagevorm. 

Tip: zorg ervoor dat de monitor toegankelijk is voor verschillende doelgroepen, zodat die de inzichten makkelijk tot zich kunnen nemen en kunnen gaan gebruiken:

  • Maak een samenvatting met de belangrijkste feiten en inzichten.
  • Gebruik visualisaties zoals infographics, datavisualisaties of schema’s.
  • Voeg praktijkvoorbeelden of (geanonimiseerde) interviews toe om de resultaten tastbaar te maken.
  • Maak de informatie waar mogelijk aantrekkelijker met beeldmateriaal.
Van reflectie naar actie

Een monitor is pas echt waardevol als de inzichten ook iets in gang zetten. Dit gaat niet vanzelf. Het vraagt om: 

  • Goed met elkaar bespreken wat de resultaten en inzichten zijn: wat zien we en hoe kunnen we dit verklaren?
  • Bespreken wat die inzichten betekenen voor het vervolg. Ga je dingen anders doen?

Hiervoor is in de analysefase al een stap gezet, maar 1 reflectiesessie is vaak niet genoeg. Daarom bestaat deze laatste fase uit een sessie waarin de volgende vragen centraal staan:

  • Moeten we de aanpak bijstellen op basis van de inzichten?
  • Zijn er knelpunten die we moeten bespreken met de directie, het bestuur of andere partijen?
  • Wat is hiervoor nodig, en wie pakt welke actie op?

Stap 3: werk in je monitorplan de informatieverzameling verder uit

Wanneer de monitorcyclus op hoofdlijnen staat, werk je uit hoe je informatie gaat verzamelen. Bepaal daarvoor welke informatie (feiten, cijfers, ervaringen) minimaal nodig is om de monitor- en leervragen te beantwoorden en met welke bronnen en methoden je deze informatie kunt verzamelen.

Slim gebruik van bestaande gegevens

Een belangrijke basis voor de monitor is de informatie die je als gemeente sowieso al verzamelt en vastlegt. Zorg ervoor dat je het verzamelen hiervan systematisch aanpakt en je afspraken hierover maakt met bijvoorbeeld projectleiders, participatiemedewerkers en andere betrokkenen zoals energiecoaches. Het scheelt namelijk veel tijd en energie wanneer de basisinformatie en basisafspraken hiervoor op orde zijn en ieder zijn verantwoordelijkheid hierin kent. Leg bijvoorbeeld vast wie levert wat, waar en wanneer aanlevert. 

Dit geldt zeker wanneer deze informatie centraal wordt bijgehouden in 1 systeem, dat bijvoorbeeld ook analyse- en dashboardfuncties heeft. Dat helpt niet alleen bij de monitor en uiteindelijke rapportage, maar die informatie kun je al direct als inzichten voor de uitvoering gebruiken.

Gegevens vastleggen en de AVG 

Een vraagstuk waar gemeenten tegenaan lopen bij het verzamelen en vastleggen van informatie is de wetgeving rondom bescherming van persoonsgegevens. Wat mag je wel en wat mag je niet verzamelen en gebruiken met het oog op de algemene verordening gegevensbescherming (AVG)? 

Het huidige advies is: vraag altijd om toestemming wanneer je persoonsgegevens verwerkt, tenzij er bijvoorbeeld een grondslag te vinden is in wetgeving die betrekking heeft op de verwerking die je wilt doen. Kijk voor meer informatie daarvoor op de website van de autoriteit persoonsgegevens, of vraag je Functionaris Gegevensbescherming, dan wel Privacy Officer om advies.

In de praktijk is het vragen van toestemming namelijk niet altijd werkbaar. Daarom zoekt het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW) ook naar oplossingen, met praktische handvatten in 2026. 

Let op: de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Wgiw) biedt een grondslag voor netbeheerders, warmtebedrijven en het kadaster om bepaalde persoonsgegevens met gemeenten te delen. Dit kan officieel vanaf inwerktreding van deze wet. Meer informatie hierover lees je in het kader ‘Bronnen voor monitoren lokale warmtetransitie’.

Sommige gemeenten hebben de informatieregistratie al goed op orde: 

Met deze basis kun je makkelijk achterhalen waar je als gemeente staat in je verduurzamingsopgave en welk deel van de doelgroep al bereikt is. Meer informatie over het vullen van een woning- of bewonervolgsysteem, staat in het kader ‘Bronnen voor monitoring lokale warmtetransitie’ op deze pagina.

Monitoren gaat echter niet alleen over het doorlopend vastleggen van feitelijke informatie. Ook het bijbehorende leren doe je als gemeente continu, niet alleen wanneer je via de monitor reflecteert. Zorg daarom voor korte, terugkerende reflectiemomenten waarbij je de inzichten vastlegt. Spreek bijvoorbeeld af dat collega’s na belangrijke gebeurtenissen (zoals een bewonersavond) feedback ophalen of zelf evalueren wat goed werkte en wat minder. Op deze manier neem je leerervaringen direct mee in de lopende uitvoering en later als input voor de periodieke monitor. 

Verrijk de monitor met openbare bronnen en aanvullende methoden

Door tijdens de uitvoering feiten, cijfers en inzichten vast te leggen heb je al een groot deel van de nodige gegevens verzameld. Deze informatie kun je op 2 manieren verrijken, namelijk met: 

  •  (semi-)openbare bronnen, waaruit je meer feiten en cijfers haalt over stand zaken en trends;
  • aanvullende, kwalitatieve methoden, zoals reflectiesessies die inzicht geven in verklaringen en leerervaringen.

Openbare en semiopenbare bronnen

Je hoeft niet alles zelf te verzamelen. Veel informatie is beschikbaar via openbare bronnen of via partners. Niet alle informatie is actueel – soms zijn de cijfers tot enkele jaren oud – maar als de gegevens over een langere periode naast elkaar zet, krijg je toch een goed beeld van de ontwikkelingen in je gemeente. Bovendien kan het helpen om verschillende bronnen te combineren. Lopen de openbare gegevens bijvoorbeeld een jaar of 2 achter, kijk dan naar actuele lokale gegevens om een indruk te krijgen of een trend zich voortzet of verandert. Zie je bijvoorbeeld dat er minder subsidies zijn aangevraagd voor verduurzaming? Dan is het waarschijnlijk dat het op termijn een effect gaat hebben op de voortgang van de verduurzaming, het energieverbruik en CO2-uitstoot.

Openbare bronnen

Deze vind je onderaan deze pagina bij Hulpmiddelen.

Informatiebronnen door externe en interne contacten

Als gemeente is het nuttig om afspraken te maken over data en kennis die betrokken partijen opdoen over de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Gecombineerd met openbare bronnen kan dit waardevolle informatie opleveren over zaken waar je als gemeente mogelijk niet bij betrokken bent geweest. Let hierbij wel op wet- en regelgeving over persoonsgegevens, zoals de AVG. Kijk dus goed naar welke gegevens je verwerkt en of daar een juiste grondslag voor is. Bespreek dit met de functionaris gegevensbescherming. 

Voorbeelden van interne en externe contacten:

Energiecoaches

Energiecoaches bezoeken bewoners en stellen vragen over de staat van de woning en welke verduurzamingsstappen ze hebben genomen. Met de juiste toestemming kun je hier waardevolle informatie uithalen. Bijvoorbeeld als de coaches kunnen aangeven dat er isolatiestappen zijn gezet wanneer er geen actueel energielabel is.

Energieloket/bouwloket

Ook met het bouwloket kun je afspraken maken over gegevens, zoals vragen en hulp bij subsidieaanvragen of duurzaamheidsleningen. Of informatie over verschillende technieken om te verduurzamen of aardgasvrij te worden. Dit zegt bijvoorbeeld iets over het draagvlak, hoe effectief je communicatie en participatie is en welke verduurzamingsstappen worden genomen.

Woningcorporaties

Woningcorporaties zijn een belangrijk onderdeel van de gebiedsgerichte aanpak, omdat zij in een wijk een groot deel van de woningvoorraad kunnen bezitten. Relevante gegevens gaan bijvoorbeeld over prestatieafspraken en het uitfaseren van energielabels E,F en G. Sommige woningcorporaties nemen op eigen initiatief andere verduurzamingsstappen. Om een volledig beeld te krijgen van de voortgang in de gemeente of een specifiek gebied is het daarom aan te raden om afspraken te maken over de informatieuitwisseling.

Zodra nieuwe bronnen beschikbaar komen voegen we ze toe. Mis je een bron? Neem contact op met onze helpdesk.

Tip: combineren en verrijken

Uit de bovenstaande bronnen krijg je individueel gezien geen volledig beeld: gegevens zijn onvolledig of niet actueel, of mogen vanwege regels over gegevensbescherming (AVG) niet worden verzameld of in detail gebruikt. Voor goede monitoring is dat ook niet altijd nodig. Ook uit de gegevens die je hebt kun je vaak al veel informatie halen over de ontwikkelingen binnen de gemeente. Daarvoor hoef je niet alle details in je monitoring terug te laten komen.

Wees slim in het combineren van verschillende gegevensbronnen. Er zijn bovendien gespecialiseerde bedrijven die de gemeente kunnen helpen om de data te verrijken en tot betere inzichten te komen. Als gemeente kun je zelf ook al veel doen om aan ontbrekende informatie te komen. Gebruik bijvoorbeeld de informatie die je wél hebt om de communicatie met bewoners, eigenaren of ondernemers af te stemmen op hun situatie. Zoals een brief waarin je meldt welke gegevens over een gebouw jou bekend zijn, gekoppeld aan een passende regeling of aanbod voor verduurzaming en een uitnodiging om ontbrekende informatie aan te vullen. Als gegevens niet kloppen zullen mensen met zo’n persoonlijke aanpak eerder geneigd zijn om gegevens door te geven dan met een generieke aanpak.

Bijvoorbeeld een brief aan bewoners waar iets in terug komt als: “Uit de gegevens die wij hebben van uw woning (energielabel D) blijkt dat u nog verschillende verduurzamingsstappen kan maken. We hebben hiervoor een financieel aantrekkelijk aanbod. Klopt onze informatie niet? Vul dan de bijgevoegde vragenlijst in zodat wij een passend aanbod kunnen doen.” 

Let op: vraag vanwege de AVG in dit geval altijd toestemming om gegevens te delen en geef helder aan hoe je deze verwerkt. Betrek de Functionaris Gegevensbescherming hierbij.

Nieuwe bronnen en gegevensverzameling in het kader van de Wgiw en Bgiw

Met de inwerktreding van de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (wgiw) gelden nieuwe mogelijkheden en verplichtingen over monitoring en gegevenslevering. Een kernpunt daarvan is een grondslag om bepaalde (persoons)gegevens te mogen verzamelen, die via de inwerktreding wordt opgenomen in de Omgevingswet. Deze grondslag geeft gemeenten de mogelijkheid om (persoons)gegevens van gebouweigenaren en gebouwen te verzamelen. Het voordeel hiervan is dat gemeenten eigenaren rechtstreeks kunnen benaderen. Zo kunnen ze beter worden betrokken bij het planproces, met name bij het wijzigen van het omgevingsplan voor de aanwijsbevoegdheid, en bij de realisatie van het warmtealternatief. 

Eerder konden bewoners en ondernemers alleen algemeen benaderd worden, waardoor de communicatie moeilijk aan de eigenaar van het pand te richten was. De nieuwe grondslag maakt het mogelijk om de eigenaar specifiek te benaderen. Dit is nodig bij bijvoorbeeld verhuur, waarbij de eigenaar niet de bewoner is, of wanneer er bijvoorbeeld meerdere eigenaren zijn van een gebouw. Ook is het handig bij erfpacht, waarbij grond en pand verschillende eigenaren heeft.

Naast adres en persoonsgegevens van het Kadaster, leveren ook netbeheerders voor elektra en gas en de warmtebedrijven gegevens voor de monitoring in relatie tot de juridische waarborgen bij het inzetten van de aanwijsbevoegdheid. Bij inwerktreding van de wet zijn deze partijen verplicht om deze gegevens binnen 4 weken aan te leveren als de gemeente hierom verzoekt. De gegevensverzameling gaat in het bijzonder over de aangewezen gebieden, maar het staat de gemeente vrij om het onder te brengen in 1 gemeentebrede monitor. 

Het doel van de gegevensverzameling is:

  • gebouweigenaren betrekken bij de voorbereiding van het warmteprogramma en wijziging van het omgevingsplan, bij inzet van de aanwijsbevoegdheid;
  • de voortgang van de warmtetransitie monitoren, bijvoorbeeld met het aantal aansluitingen op duurzame energie-infrastructuur;
  • controleren of woningen en gebouwen kunnen worden aangesloten op het duurzame alternatief zoals opgenomen in het omgevingsplan.

Het college van B&W is verantwoordelijk voor: 

  • de gegevensverzameling en verwerking;
  • het opstellen van een rapportage op basis van die gegevens;
  • het beschikbaar stellen van de rapportage aan de gemeenteraad. 

De gemeenteraad bepaalt hoe vaak zij de rapportage van het college krijgen. 

Kadaster

De gegevens van het Kadaster gaan over wie de eigenaren van gebouwen zijn, aangevuld met hun actuele adresinformatie. Er zijn 3 opties om deze gegevens aan te leveren:

  • de Basisregistratie Kadaster-levering: bevat algemene gegevens als eigenaarschap en gebouwkenmerken en is nu al beschikbaar voor alle gemeenten;
  • maatwerk: het Kadaster levert gegevens aan over een door de gemeente vastgesteld gebied (een wijk of aantal straten), CBS-wijk of postcodegebied. In de lijst met gegevens staan alle rechthebbenden (personen of bedrijven zoals verzekeraars en pensioenfondsen) of alleen de rechthebbenden die verantwoordelijk zijn voor verduurzaming;
  • specifiek maatwerk: heeft een gemeente meer informatie nodig, dan kan het Kadaster ook specifieker maatwerk leveren zoals het type eigenaar of technische informatie over de gebouwen.

Netbeheerder van elektra en gas

Netbeheerders werken momenteel aan een manier om gemeenten van gegevens te voorzien. Ze maken de informatie in ieder geval deels beschikbaar op het nieuwe dataportaal van Partners In Energie (via inlog). Daarin vind je onder andere de volgende gegevens:

Dataset 1 – individuele aansluitinformatie:

  • identificatienummer Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG);
    • postcode en huisnummer;
    • locatiebeschrijving;
    • energiedrager;
    • aansluitcapaciteit. 

Dataset 2 – gebundelde en geanonimiseerde aansluitinformatie:

  • wijknaam, wijkcode en buurtcode;
    • elektriciteit of gas (productsoort);
    • detailgegevens per productsoort;
    • aantal unieke aansluitingen;
    • meest voorkomende technische capaciteit van gas- en elektriciteitsaansluitingen;
    • percentage meest voorkomende fysieke capaciteit;
    • jaarverbruik (Standaard Jaar Afname);
    • teruggeleverde energie vanuit zonnepanelen (Standaard Jaar Invoeding, alleen voor elektriciteit).

Netbeheerders zijn daarnaast een belangrijke partner om mee te schakelen in het kader van de vergewisplicht, vooral bij all-electric oplossingen. Zij kunnen inzicht geven in de beschikbaarheid op het net om woningen en andere gebouwen te verwarmen met elektriciteit.

Warmtebedrijf

Warmtebedrijven zijn de belangrijkste partners in de informatie-uitwisseling over de aanwijsbevoegdheid en de vergewisplicht. Van een warmtebedrijf krijg je de volgende gegevens:

  • informatie over de aanleg van energie-infrastructuur;
  • het aantal eigenaren dat kiest voor een opt-out: een ander warmtealternatief dan de voorkeursoptie van de gemeente;
  • het aantal aansluitingen op huizen en andere gebouwen, inclusief situaties waar eigenaren niet kozen voor een opt-out maar ook geen medewerking verlenen om afleversets te plaatsen.

Behalve deze monitorgegevens zijn warmtebedrijven ook een belangrijke partij om informatie bij op te halen over de haalbaarheid en betaalbaarheid van warmtealternatieven.

Aanvullende manieren om gegevens te verzamelen

Om van monitoring te leren is meer nodig dan alleen een analyse van eigen registraties en (semi-)openbare bronnen. Die laten namelijk wel zien wat er gebeurt, maar bieden weinig inzicht waarom iets gebeurt of wat betrokkenen daarvan hebben geleerd. Daarom is het verstandig om extra informatie over inzichten en lessen te verzamelen. Dit kan op verschillende manieren:

  • interviews met sleutelfiguren zoals projectleiders, energiecoaches, vertegenwoordigers vanuit de bewoners of samenwerkingspartners. Je kunt het zo breed maken als je zelf wil. Vraag bijvoorbeeld naar verklaringen voor ontwikkelingen, ervaringen, lessen en knelpunten;
  • een korte enquête waarmee je eventueel aanvullende feiten en cijfers verzamelt, maar je ook richt op de leerervaringen van betrokkenen bij de uitvoering. Neem daarvoor een aantal open vragen op zoals: ‘Wat heeft echt geholpen in het boeken van voortgang?’, ‘Wat vormde de grootste belemmering?’, ‘Wat is je belangrijkste les van het afgelopen jaar?’ Met een enquête kun je ook periodiek het draagvlak onder bewoners peilen;
  • een sessie om betrokkenen naar leerervaringen en verklaringen voor de voortgang te vragen. Let op: dit is iets anders dan de reflectiesessie in de cyclus, waarin je analyses toetst en verrijkt.

Kies voor een slimme en haalbare combinatie van methoden, bijvoorbeeld:

  • Start met een deskstudie naar feiten en cijfers over de stand van zaken.
  • Gebruik de uitkomsten om hierop door te vragen in interviews of sessies.
  • Of begin met een korte enquête als er nog weinig voortgangsinformatie wordt vastgelegd. Verzamel feiten en leerervaringen onder betrokkenen, analyseer de antwoorden en gebruik de resultaten als basis voor interviews of sessies. 

Stap 4: beschrijf hoe je de uitvoering organiseert

Een goede monitor vraagt niet alleen om inhoud, maar ook om een duidelijke organisatie. Heldere rollen, verantwoordelijkheden en afstemming daarover zijn hierin van belang. Enkele aandachtspunten en tips:

Opdrachtgeverschap

Beschrijf in je monitorplan waar het opdrachtgeverschap van de monitor ligt: bij een manager, directielid, bestuurder, bij een stuurgroep met meerdere stakeholders of nog ergens anders. Over het algemeen geldt dat bestuurlijke betrokkenheid helpt: hoe beter de directie en het bestuur zijn aangehaakt, des te meer de invloed een monitor kan hebben.   

Beschrijf hoe en wanneer de opdrachtgever wordt meegenomen in het proces en kan bijsturen. Zo maak je de monitor onderdeel van het gewone besluitvormingsproces. Sluit zoveel mogelijk aan bij bestaande overlegstructuren en zet daarbij op verschillende momenten de monitor op de agenda, zoals: 

  • bij de start van de monitor;
  • na de 1e analysesessie;
  • bij de bespreking van het conceptrapport. 

Samenstelling team 

Beschrijf het team en de vaardigheden die nodig zijn om de monitor uit te voeren, zoals kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksvaardigheden, schrijfvaardigheid, politiek-bestuurlijke sensitiviteit. De teamgrootte hangt natuurlijk af van de omvang van je gemeente, maar werk bij voorkeur niet alleen. Een team is altijd aan te raden, ook gezien de mix aan vaardigheden die je nodig hebt. Stel in ieder geval een coördinator of projectleider aan als opdrachtnemer en beschrijf de verantwoordelijkheden van die persoon. Denk aan het team aansturen, het budget en de planning bewaken, de monitoringcyclus doorlopen en de afstemming met de opdrachtgever. 

Capaciteit

Maak een inschatting van hoeveel capaciteit je nodig hebt. Dit hangt af van de uitwerking van stap 1 tot en met 3 van je monitorplan. Je hoeft deze inschatting niet op te nemen in een openbaar monitorplan, maar interne duidelijkheid hierover wel essentieel. Aan de hand hiervan kun je namelijk bepalen of je plan realistisch is en of je de uitvoering zelf doet of (deels) uitbesteedt. 

Hulpmiddelen

Regionale klimaatmonitor

De Regionale Klimaatmonitor is een dashboard met per gemeente gegevens over verduurzaming, onder meer de ontwikkeling van energieverbruik, gasverbruik, elektriciteitsverbruik en een flink aantal andere indicatoren, zoals verleende SVVE subsidies.

VNG Wijkpaspoort

Het Wijkpaspoort van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geeft op wijkniveau inzicht in de hoofdverwarmingsinstallaties van woningen, het aantal woningen met een individuele Cv-ketel, warmtepomp, aansluiting op een warmtenet, en woningen die op een andere manier verwarmen. Hiernaast geeft het Wijkpaspoort inzicht in de woningtypen (zoals vrijstaande huizen of appartementen), welke soorten utiliteitsbouw er zijn, de energielabels en het energieverbruik.

VNG Datavoorziening Energietransitie Gebouwde Omgeving (DEGO)

De Datavoorziening Energietransitie Gebouwde Omgeving is niet direct een monitoringtool, maar een brede datatool voor de energie- en warmtetransitie. Data en visualisaties over de transitie zelf, inclusief verwante (sociale) thema’s zoals energiearmoede en leefomgeving. De data is te downloaden en kan nuttig zijn bij de monitoring, door bijvoorbeeld elk jaar een uitdraai te maken van dezelfde set gegevens.

EP-online

EP-Online registreert alle energielabels. Je kunt ook van een groter gebied de actuele energielabels opvragen of met de API koppelen, om zo de verduurzaming van specifieke gebouwen in de wijk te volgen. Natuurlijk wel alleen als er recent een label is aangevraagd voor het gebouw.

ISDE subsidies

Met het overzicht van aangevraagde ISDE-subsidies krijg je inzicht waar en wanneer er subsidie is aangevraagd en voor welke maatregelen (van isolatie tot warmtepompen). Dit zegt iets over wat bewoners op eigen initiatief doen en hoe de verduurzaming van wijken op die manier vordert. 

Eindgebruikerskostentool TNO en VRO

De eindgebruikerskostentool van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) en de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) geeft gemeenten inzicht in de gemiddelde kosten en baten van verschillende warmteopties voor bewoners en andere gebruikers. De tool is de opvolger van het ‘Dashboard Eindgebruikerskosten’ uit 2021 en geeft inzicht in de eindgebruikerskosten en utiliteitsbouw op buurt- en wijkniveau. Dit is vooraf bij de planvorming handig, maar ook als hulpmiddel bij monitoring om tijdens het proces de aannames te toetsen rond de betaalbaarheid.

CBS dashboard landelijke subsidies

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft een dashboard met informatie over het gebruik van de landelijke subsidies zoals de ISDE en SVVE. Een deel van deze informatie was al beschikbaar via eerder genoemde bronnen. Het gaat om een uitbreiding hiervan.