Toegankelijkheidslinks Ga naar de hoofdinhoud
NPLW Logo. Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie
Helpdesk

Warmtenet: wel of niet geschikt

In 1 op de 3 situaties is een warmtenet de kosteneffectiefste keuze voor een duurzame warmtetransitie in de gebouwde omgeving . Wel vraagt een warmtenet om een forse investering. Of een warmtenet geschikt is voor een bepaald gebied hangt van verschillende factoren af. Denk aan de beschikbaarheid van een warmtebron, voldoende afname met een bepaalde mate van woningdichtheid. En de isolatiegraad van de woningen moet bij de temperatuur van het warmtenet passen.

Bovenaanzicht van de aanleg van een warmtenet
Toelichting bij deze afbeelding
Warmtenet Terheijden Drimmelen

Beschikbaarheid bron

Een warmtenet heeft een (duurzame) warmtebron in de buurt nodig, die op lange termijn beschikbaar blijft. Er zijn verschillende warmtebronnen met specifieke eigenschappen. In het Ontwikkelperspectief Duurzame Warmte lees je hier meer over. Veel van de beschikbare bronnen kun je raadplegen in de warmteatlas en in de PBL-startanalyse. De bronnen die je lokaal of regionaal tot je beschikking hebt, vormen een vertrekpunt voor je gemeentelijke warmteprogramma en concretiseer je later verder in het uitvoeringsplan. 

Het toekomstige (aangewezen) warmtebedrijf is verantwoordelijk voor de bronnen en stelt een bronnenstrategie op voor een kavel of gebied. Hierin legt het warmtebedrijf de inzet van warmtebronnen vast en hoe die richting 2050 volledig CO₂-vrij zijn. Verder heeft een warmtenet ook een ondersteunende bron nodig, die actief wordt tijdens de piekvraag of de hoofdbron vervangt als die wegvalt. 

Afname van een warmtenet

Voor de afname van een warmtenet kijk je onder meer naar dichtheid van de bebouwing, het type gebouweigenaar en de afnemers zelf.

Dichte bebouwing

Een warmtenet is vooral gunstig bij dichte bebouwing. Het makkelijkste is het aansluiten van bestaande gestapelde bouw/hoogbouw op een warmtenet. Eén warmteaansluiting of individuele afleversets vervangt de collectieve verwarmingsketel. Voor grondgebonden gebouwen zijn de kosten hoger, omdat er meer distributieleidingen en aansluitingen moeten komen.

Afnemers

Er moeten voldoende warmteafnemers zijn om warmtenetten rendabel te krijgen. Voor de besluitvorming is het gunstig als er één eigenaar is van gebouwen die warmte afneemt, zoals een woningcorporatie. Een woningcorporatie moet in veel gevallen akkoord van de huurders hebben. Meestal gaat de aanleg van een warmtenet door als ongeveer 70% van de huurders meedoet (participeert). 

Voor een bestaand warmtenet is uitbreidingsruimte van belang bij de warmtebron en bij de hoofdleidingen om nieuwe aansluitingen te kunnen realiseren. De woningen van de afnemers moeten passen bij het temperatuurniveau van het warmtenet. Bij MT-netten (70 °C leveringswarmte) is een woning met energielabel B voldoende. Aanpassen van het afgiftesysteem (radiatoren) is vaak niet nodig. Bij LT- en ZLT-netten is het juiste niveau van en de juiste balans tussen isolatie, ventilatie en het afgiftesysteem van belang. Wordt een ZLT-net gebruikt voor koeling, dan moet je het afgiftesysteem daar ook op inrichten. Daarnaast is er ruimte nodig voor een warmwaterboiler en een warmtepomp.

Aandachtspunten bij ontwikkeling warmtenet

Transport

Voor een warmtenetproject is het belangrijk dat je controleert of er andere warmtenetten in de buurt zijn. Een bestaand net kan kansen bieden voor aansluiting. Bij een nieuw net bekijk je samen met het warmtebedrijf welke wijk je het beste kunt aansluiten op de beschikbare bron. Is die bron dusdanig groot dat je die bovenlokaal kunt inzetten, dan spreek je van schaarste of concurrentie. 

Ook is ruimte in de ondergrond van groot belang. De gemeente moet beoordelen of er voldoende plek is tussen bestaande kabels en leidingen, en of er ondergrondse aanpassingen nodig zijn. Soms moet is herziening van het ondergrondbeleid nodig of het verleggen van leidingen. De eigenaren hiervan moet je dan betrekken. Gebruik de vergelijkingstool op deze website om de ruimtelijke impact van verschillende warmteoplossingen eenvoudig met elkaar te vergelijken

Organisatie

Bij de ontwikkeling en exploitatie van een warmtenet zijn verschillende partijen betrokken. Gemeenten spelen een centrale rol in de regie en besluitvorming. Warmtebedrijven leveren en distribueren de warmte. Gebouweigenaren, zoals woningcorporaties en bedrijven, zijn belangrijke afnemers en beslissers. Daarnaast spelen bewoners en belangengroepen een rol bij draagvlak en participatie. Een succesvolle samenwerking tussen deze stakeholders is heel belangrijk voor de haalbaarheid van een warmtenet. Lees meer over de verschillende rollen en expertises bij ‘organisatie warmtenet’.

Financiën 

De financiële haalbaarheid van een warmtenet hangt van verschillende factoren af, zoals de investeringskosten, exploitatielasten en terugverdientijd. De aanleg van de infrastructuur vereist hoge initiële investeringen. Subsidies en tools zoals de PBL Startanalyse en het businesscase template helpen je te bepalen of een warmtenet de beste strategie voor een wijk of gebied is. Andere belangrijke factoren zijn de tarieven voor warmteafnemers en de kosten voor aansluiting op het net. Een robuust businessmodel en een transparante kostenstructuur dragen bij aan de betaalbaarheid en het vertrouwen in warmtenetten. Lees verder over kosten en risico’s van een warmtenet

Duurzaamheid

De duurzaamheid van een warmtenet hangt af van de bron. Het warmtenet is duurzaam als de bron duurzaam is. Het is belangrijk dat je een langetermijn-bronnenstrategie hebt om in 2050 aan de duurzaamheidseisen te voldoen. Restwarmte en geothermie zijn CO2-arm, omdat ze geen fossiele bronnen gebruiken. Omgevingswarmte en restwarmte met een lage temperatuur zijn CO2-vrij; wel zorgen elektrische warmtepompen ervoor dat de temperatuur voldoende niveau heeft voor warm tapwater. Ter plaatse is er geen uitstoot. De kwaliteit van het steeds verder verduurzamende elektriciteitsaanbod in Nederland bepaalt de CO2-uitstoot van het systeem. Zolang de elektriciteitsvoorziening niet CO2-vrij is, wordt indirect nog wel CO2 uitgestoten.

Naarmate het verschil in temperatuur tussen de brontemperatuur en de temperatuur van de afgeleverde warmte toeneemt, neemt het rendement van de (centrale) warmtepomp af. Voor de winterpiek zet je meestal een traditionele cv-ketel in als hulpmiddel. Alternatieven voor de piekvoorziening zijn warmteopslag en elektrische verwarming. Een piekvoorziening met warmteopslag is het duurzaamst als je een duurzame bron hebt. Groen gas is CO2-vrij, maar beperkt beschikbaar. 

Meer informatie