Toegankelijkheidslinks Ga naar de hoofdinhoud
NPLW Logo. Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie
Helpdesk

De mer van Utrecht: weloverwogen keuzes en een basis voor andere gemeenten

21 oktober 2025

Veel gemeenten werken aan een warmteprogramma en sommigen oriënteren zich op een bijbehorende milieueffectrapportage (plan-MER). Utrecht heeft als 1e gemeente de plan-MER afgerond. Vera Haaksma, teammanager energie-infrastructuur bij de gemeente Utrecht, vertelt: “Met onze uitgebreide plan-MER onderbouwen wij onze keuzes voor het warmtealternatief per buurt. Andere gemeenten geef ik mee: maak gebruik van wat er is.”

Gemeente
Utrecht
Inwoners gemeente
376.757
Portretfoto Vera Haaksma

Waarom een plan-MER?

Het warmteprogramma is een verplicht programma onder de Omgevingswet. Er geldt in ieder geval een plan-mer-plicht bij warmteprogramma’s die kaderstellend zijn voor het aanleggen van warmte-infrastructuur. Vera: “Wij wilden alle milieueffecten in kaart brengen en meenemen in het beleid voor de warmtealternatieven per buurt. We hebben onze plan-MER zo algemeen en bruikbaar mogelijk gemaakt, zodat voor elke oplossing duidelijk is wat de milieueffecten zijn en zodat andere gemeenten ook wat kunnen met de resultaten.

Er is veel veranderd in de warmtetransitie sinds onze transitievisie warmte (tvw) uit 2021. Denk aan wetgeving, publiek eigendom, de beschikbaarheid van warmtebronnen, verhoudingen met netbeheerders en netcongestie. Redenen genoeg om de tvw uitgebreid te actualiseren. In onze beleidsnota warmte staan de belangrijkste vast te stellen kaders en uitgangspunten voor de invulling van het warmteprogramma. Bij ons beslist de gemeenteraad over deze nieuwe kaders. Als de gemeenteraad akkoord is, kunnen we het warmteprogramma vullen en naar het college van burgemeester en wethouders sturen.

De beleidsnota warmte is breed: hoe pakken we de warmtetransitie aan, met kaders en een update van de warmteoplossingen per buurt, maar ook kaders voor nieuwbouw en bijvoorbeeld bodemenergie. In het warmteprogramma wordt het nog een stapje verder uitgewerkt. De plan-MER beslaat dus zowel de beleidsnota warmte als het warmteprogramma.”

Met welke input stel je een plan-MER op?

“Voordat we de plan-MER opstelden, begonnen we met de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD). Hiermee informeer je betrokkenen over de inhoud en diepgang van de plan-MER. In de NRD namen we mee: geluid, bodem, lucht, water, natuur en biodiversiteit, circulariteit, ruimtelijke kwaliteit, verkeer en archeologie en cultuurhistorie. Dit zijn aspecten die we soms zwaarder en soms minder zwaar meewegen. Neem ruimtelijke kwaliteit en inpassing: past er zomaar een warmtecentrale in de wijk? Of circulariteit: hergebruik is belangrijk, maar voorlopig moeten we vooral aanleggen.

Voor de plan-MER bekeken we onder andere: onze berekeningen met Vesta MAIS van de PBL-startanalyse met de nationale kosten, de impact op het elektriciteitsnet, het ruimtegebruik in de woning en de wijk, het besparingspotentieel (in hoeverre zijn woningen al goed geïsoleerd), en de milieuaspecten per voorkeursalternatief.”

Een adviesbureau stelde een plan-MER op met deze aspecten voor de belangrijkste warmteoplossingsrichtingen uit de analyse: uitbreiden stadsbreed warmtenet, lokale of buurtwarmtenetten op middentemperatuur, warmtenetten op zeerlagetemperatuur (bronnet), bodemwarmtepompen en luchtwarmtepompen.

Bepalen buurtniveau en referentiesituatie

“Vervolgens bepaal je op welk niveau je de milieueffecten beschrijft, bijvoorbeeld (sub)buurt, (sub)wijk, warmtekavel of de hele stad. Wij kozen voor buurtniveau, op basis van de wijktypen van de klimaatatlas. Bij een plan-MER vergelijk je de milieueffecten van jouw plan, met de milieueffecten van de referentiesituatie van die wijk. De referentiesituatie is de situatie als je ‘niks’ doet. Oftewel de huidige situatie met bestaand beleid en autonome ontwikkelingen. We pasten de milieueffecten van alle warmteoplossingen toe op alle buurten en vergeleken dit met de referentiesituatie. Zo keken we welke aspecten dan zwaarder of minder zwaar wegen.” Neem ruimtebeslag: in vooroorlogse wijken met smalle straatjes weegt het aanbrengen van boven- en ondergrondse objecten zwaarder mee dan in een ruimere nieuwbouwwijk. Daarom heeft Utrecht ruimtebeslag zwaarder mee laten wegen in vooroorlogse wijken.

Daarnaast keek de gemeente Utrecht naar de effecten van de warmteoplossing op hittestress mee. Hittestress in steden zijn hoge temperaturen die worden versterkt in een stedelijke omgeving met weinig groen. “We bekeken de effecten door bijvoorbeeld de referentiesituatie van gas te vergelijken met MT-warmtenetten. In dat geval verandert de hittestress niet, evenveel mensen nemen in dat geval een airco. Bij ZLT-netten of bodemwarmtepompen neemt de hittestress af door de koeling met de bodem. En bij luchtwarmtepompen neemt de hittestress juist toe, omdat meer bewoners actief gaan koelen met lucht. Die warme lucht wordt namelijk vanuit het huis de buitenlucht in gepompt, waardoor de omgeving opwarmt.”

Tips van de gemeente Utrecht

“Ga binnen de gemeente, provincie en omgevingsdienst op zoek naar milieuspecialisten. Vanuit het team Energietransitie werkten 3 mensen aan de plan-MER. Naast sessies met het adviesbureau, hadden we sessies met collega’s van verschillende afdelingen: bodem-, lucht- en waterkwaliteit, circulariteit, verkeer, archeologie, en geluid en trillingen. Wij huurden daarnaast een bureau in, want een plan-MER kost veel tijd en werk. En zo heb je een onafhankelijk onderzoek naar de milieueffecten.

Het hele proces van uitvraag tot oplevering duurde ongeveer 1 jaar. Ook de Commissie mer heeft tijd nodig. Je kan de trajecten parallel laten lopen. Zo kun je de NRD naar de Commissie mer sturen, en tegelijk al beginnen aan de plan-MER, en later de feedback verwerken.” 

De gemeente Utrecht werkte mee aan de MER-handreiking. Het NPLW gebruikt de informatie die Utrecht verzamelde voor het opstellen van hun plan-MER voor het ontwikkelen van bouwstenen voor een plan-MER.

Veel gemeenten lijken erg op elkaar qua wijktypen, de mogelijke warmteoplossingen en de bijbehorende milieueffecten. Vera: “Maak daarom vooral gebruik van wat er al is, en wat er gaat komen. Maar je moet voorbeelden van andere gemeenten wel aanpassen naar jouw situatie, en er zijn locatie-specifieke verschillen zoals regels om te boren in grondwatergebieden of de ligging naast een natura-2000-gebied. Maar je kan de milieueffecten van de hoofd-warmteoplossingen behoorlijk goed in kaart brengen op basis van de Utrechtse plan-MER. Laat je inspireren en werk samen met andere gemeenten. En zorg dat de plan-MER onderdeel is van je integrale afweging, en dat het je helpt voor een goede onderbouwing en in contact met bewoners.”

Een plan-MER, en dan?

Uiteindelijk is de voorkeursoplossing voor een wijk een optelling van de verschillende stappen en analyses. “Alle oplossingen hebben voor- en nadelen. En op basis van de plan-MER brachten we vooral nuancering aan voor veel oplossingen. Of dit alternatief er daadwerkelijk voor de hele buurt komt, hangt van verschillende factoren af. Zo kan er in een klein deel van de all-electric buurt ook een collectieve oplossing wenselijk zijn. En uit de plan-MER weten we welke negatieve impact er is en welke maatregelen we moeten nemen om de effecten te verzachten. Zoals de beste plek voor de warmtepompen met de laagste geluidsoverlast.”

Dit artikel lees je ook in de Lokale Warmtetransitie in Beeld 2025.

Contact

Meer informatie

Relevante praktijkvoorbeelden

De aanwijsbevoegdheid inzetten voor all-electric: hoe werkt dat?

Bergen, Uitgeest, Castricum en Heiloo (BUCH-gemeenten) werken ambtelijk samen. Zo ook aan het schrijven van de warmteprogramma’s. Anna Ankoné, projectleider warmtetransitie BUCH, vertelt hoe ze in 2 van de 4 gemeenten het voornemen om de aanwijsbevoegdheid in te zetten voor all-electric opnamen in het warmteprogramma.

14-10-2025
De aanwijsbevoegdheid inzetten voor all-electric: hoe werkt dat?

“Startanalyse voorkomt missers”

Begin je aan de Startanalyse 2025? Verdiep je er dan niet alleen in, maar doe dat samen met een aantal collega’s. Want 2 weten meer dan 1. Betrek er ook een dataspecialist bij. Groot voordeel hiervan is dat je samen de discussie kunt aangaan over tal van onderwerpen uit de startanalyse. Dat adviseert beleidsadviseur Gisela Berkers van gemeente Land van Cuijk.

08-04-2025
“Startanalyse voorkomt missers”

Participatie warmteprogramma: ‘Gebruik de wijsheid van de massa’

Vanaf dag één heeft Amsterdam bewoners betrokken bij het opstellen van het warmteprogramma. En dat werkt goed – zeker als je deelnemers aan een bewonerspanel beloont met een kleine vergoeding. ‘De wijsheid van de massa’ moet uiteindelijk leiden tot een beter warmteprogramma.

26-09-2024
Participatie warmteprogramma: ‘Gebruik de wijsheid van de massa’
Bekijk alle praktijkvoorbeelden