Hoe verloopt de overgang voor collectieve systemen naar kostengebaseerde tarieven?
De regulering van collectieve warmtesystemen kent in het wetsvoorstel Wet collectieve warmte (Wcw) een geleidelijke overgang naar kostengebaseerde tarieven in 3 fases. Op dit moment is de tariefregulering van warmte aan de gasprijs gekoppeld.

Toelichting bij deze afbeelding
Fase 1: Combinatie van een correctie op de gasreferentie en maximale tarieven
In fase 1 wordt het gasreferentietarief gecorrigeerd: kostenstijgingen die geen verband houden met collectieve warmte, zoals verhogingen van de energiebelasting op aardgas, tellen niet langer mee. Tegelijkertijd blijft de ACM bepaalde tariefonderdelen kostengebaseerd reguleren, zoals aansluitkosten en afleverkosten. Deze combinatie vormt het begin van de nieuwe tariefsystematiek en treedt in werking met de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Wgiw).
Fase 2: Kostengebaseerde tariefformules en maximering per warmtekavel
In fase 2 vervangen kostengebaseerde tariefformules de ‘Niet Meer Dan Anders’-systematiek (NMDA-systematiek). Deze tarieven worden per warmtekavel vastgesteld op basis van de efficiënte kosten van collectieve warmtesystemen. Hoewel gemeenten in hun warmteprogramma’s voor collectieve warmte kiezen wanneer dit de meest efficiënte optie is, kunnen de tarieven in bestaande warmtekavels variëren. In kavels met relatief hoge efficiënte kosten kunnen tarieven stijgen, terwijl ze in kavels met lagere efficiënte kosten kunnen dalen. Dit kan leiden tot tariefverschillen tussen warmtekavels en mogelijke tariefstijgingen bij de invoering van deze fase. Om excessen te voorkomen zit er een tarieflimiet in de Wcw.
Fase 3: Definitieve tariefsystematiek en toegestane inkomsten
In fase 3 wordt de definitieve tariefsystematiek ingevoerd, waarin de Autoriteit Consument en Markt (ACM) tarieven vaststelt op basis van toegestane inkomsten. Met deze systematiek kunnen warmtebedrijven hun efficiënte kosten inclusief een redelijk rendement op geïnvesteerd vermogen terugverdienen. Kleine collectieve systemen blijven naar verwachting in fase 2, omdat fase 3 een hogere uitvoeringslast heeft. De ACM heeft in fase 3 de keuze uit 2 reguleringsmethoden:
- Met omzetregulering: inkomsten zijn gegarandeerd en eventuele verschillen worden verrekend in het volgende jaar.
- Zonder omzetregulering: de inkomsten hangen af van het warmteleveringsvolume, met vastgestelde rekenvolumes door de ACM.
Uiteindelijk moeten de warmtebedrijven met behulp van de tariefformules van de ACM hun berekening van de maximumtarieven per warmtekavel openbaar maken. Naast consumentenbescherming en investeringszekerheid, is een positief neveneffect dat de kostenverschillen tussen collectieve warmtesystemen zichtbaar worden. Dit draagt bij aan het maken van lokaal efficiënte keuzes in de wijkgerichte aanpak (versterking regierol gemeente).
Uitlegvideo: tariefregulering en tarieflimiet
