‘Ineens heb je een heleboel collega’s in de warmtetransitie’
Hoe ziet regionale samenwerking er in de praktijk uit? En wat is de rol van het NPLW? De Warmtetafel van de regio Utrecht (U16), het 6-wekelijkse overleg van deze warmteregio, gaf eind 2024 een kijkje in de keuken. Regiocoördinator Susanne Laven is enthousiast. “Het overleg zorgt voor samenhang en inspiratie bij het werken aan de warmtetransitie.”

“De waarde van het regionale overleg zit vooral in het uitwisselen van kennis en ervaring”, stelt regiocoördinator Susanne Laven. ”Ineens heb je er een heleboel collega’s bij in de warmtetransitie. Bij de gemeente Utrecht zijn genoeg mensen bezig met dit thema, maar al die kleine en middelgrote gemeenten hebben maar een paar medewerkers in de warmtetransitie. Voor hen is het heel fijn om met collega’s van andere gemeenten te sparren. Alles wat speelt in de warmtetransitie komt op de warmtetafel bij elkaar.”
Programmamanager warmtetransitie Sarah Coemans van de gemeente Bunnik kan dit alleen maar beamen. “In mijn gemeente ben ik vrijwel in mijn eentje verantwoordelijk voor het onderwerp ‘warmte’; sinds 1 januari 2024 is er gelukkig nog een projectleider isolatieaanpak bijgekomen. Aan de Warmtetafel hoor ik van collega’s uit andere gemeenten waar ze mee bezig zijn. En wisselen we inzichten uit over strategie en uitvoering. Het is heel nuttig. Je hoeft niet steeds het wiel opnieuw uit te vinden. Natuurlijk moet je het zelf doen, maar je krijgt af en toe de bevestiging dat je nog steeds op de goede weg zit.”
Regionale ondersteuning
Jaarlijks stelt het Rijk €9 miljoen ter beschikking om een regionale ondersteuningsstructuur op te zetten voor de warmtetransitie. Het doel daarvan is om kennis en expertise met elkaar te delen en regionale samenwerking te versterken. In de regio U16 nemen naast de gemeenten ook netbeheerder Stedin, de provincie, het NPLW en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden deel aan de warmtetafel. Die laatste als vertegenwoordiger van de 4 waterschappen in de regio.
Deze dinsdagochtend gaat het aan de warmtetafel onder meer over de regionale SpUk-gelden en het concept-warmteprogramma, dat gemeenten bij voorkeur eind 2025 klaar hebben. “De kwaliteit van de woningen is heel bepalend voor wat je in een wijk kunt”, merkt een van de aanwezigen op. Susanne Laven maakt iedereen voor de zekerheid attent op het ondersteuningsaanbod van het NPLW voor het warmteprogramma. “En de handreiking goed lezen, dan zit je ook al aardig in het onderwerp. Ingewikkelde materie is het sowieso, maar dat wisten we al.”
Accounthouder NPLW
Zoals bij alle regio-overleggen in het land schuift ook de accounthouder van het NPLW aan, in dit geval Yvonne Hofman. Ze zit vooral aan tafel om te luisteren. “Ik ben hier om signalen op te pikken en te horen wat er speelt in de regio. Waar lopen gemeenten tegenaan? En hoe is het met de voortgang van de warmtetransitie? En natuurlijk deel ik ook de ontwikkelingen in Den Haag. Wat speelt er bij het NPLW en in de ministeries, bijvoorbeeld op het gebied van wet- en regelgeving.”
Ze heeft zeker het idee dat de warmtetafel zijn vruchten afwerpt. “Gemeenten werken op verschillende onderwerpen samen. Er is een nauwe samenhang met het Energie Diensten Centrum, het EDC. Daarin werken 25 Utrechtse gemeenten en de provincie sinds begin 2024 samen om de verduurzaming van woningen te versnellen. Het EDC zit vooral op uitvoering, bij de warmtetafel wordt meer op strategie samengewerkt. De warmtetafel helpt om te spiegelen, om te horen welke gemeenten met dezelfde dingen bezig zijn. Ik ben ervan overtuigd dat het overleg voor samenhang en inspiratie zorgt bij het werken aan de warmtetransitie.”
Projecten aquathermie
Een van de gasten is deze ochtend Henk Looijen van het adviesbureau Waterprof. Hij heeft bij gemeenten in de regio de behoeften gepeild op het gebied van aquathermie en laat een kaart zien van mogelijke projecten. “Ja, er is potentie”, lacht hij. De sfeer is gemoedelijk. Gemeenten luisteren geïnteresseerd en stellen volop vragen. Wat is bijvoorbeeld de relatie tussen aquathermie en warmte-koudeopslag? En hoe moet je de informatie uit de aquathermieviewer toepassen. Looijen suggereert om met de warmtetafel een keer op excursie te gaan. “Als je het in het echt ziet, geeft dat een duidelijke indruk.”
Ook voor andere onderwerpen heeft de warmtetafel kennissessies geagendeerd, die zoveel mogelijk aansluiten bij waar gemeenten nu staan. Zo heeft Stedin een presentatie gegeven over het elektriciteitsnet en hun visie op de warmtetransitie. Recent was er verder een sessie over de Wet collectieve warmte en het opzetten van een warmtebedrijf. Individuele gemeenten presenteren regelmatig mooie praktijkvoorbeelden. Bijvoorbeeld Utrechtse Heuvelrug over hoe zij samen met bewoners en het waterschap tot de keuze voor een warmtenet zijn gekomen. En Utrecht over de leidende principes bij de keuze voor een warmtealternatief.
Verschillende werkgroepen
Susanne Laven vertelt na afloop dat vanuit de warmtetafel daarnaast werkgroepen geïnitieerd zijn rondom de belangrijkste oppervlaktewateren, de Kromme Rijn en het Amsterdam-Rijnkanaal. “Om samen te kijken naar de potentie van het water en de warmtevraag van de gemeenten die erlangs liggen. Wat kunnen die bronnen voor de betreffende gemeenten betekenen? Ook voor geothermie is er een werkgroep. Gemeenten hebben verder onder begeleiding van een adviesbureau samengewerkt bij het maken van plannen voor energiebesparing. Het is fijn om op die manier samen aan de slag te gaan. En het zorgt voor een stok achter de deur om zo’n thema op te pakken.”
Een flinke opgave
Al met al heeft de regiocoördinator de indruk dat de warmtetransitie in de regio langzaam maar zeker echt van de grond komt. “Elke gemeente is op zijn minst bezig met isolatie en heeft de eerste plannen om wijken aardgasvrij te maken. Het warmteprogramma komt er nu tussendoor. Goed om plannen concreet te maken, maar het vraagt ook een jaar lang veel tijd. Als je maar met zijn tweeën bent of zelfs alleen is dat een flinke opgave. De uitvoering staat dan even ‘on hold’. Het is logisch dat veel gemeenten zwaar inzetten op isoleren, want dan kun je in elk geval iets doen.”
Bunnik begint naast de isolatieaanpak in één buurt met een uitvoeringsplan om stappen te zetten richting aardgasvrij. Sarah Coemans: “Eerst voeren we met bewoners het gesprek over een alternatief voor aardgas. Alle opties hebben voor- en nadelen, die moeten we goed onderzoeken. Mogelijke warmtealternatieven, zoals een collectief warmtenet of individuele warmtepomp, daarover willen we in gesprek om keuzes te maken. Hopelijk kunnen we in de loop van dat proces ook weer wat opsteken van andere gemeenten.”