Je kunt niet elke wijkbewoner individueel bereiken, spreken en betrekken. Vaak is het sneller en effectiever om je te richten op bepaalde groepen. Maar dat roept vragen op over inclusie, rollen en representatie. Welke soorten groepen kun je onderscheiden? En hoe kun je daarmee goed en gericht communiceren en participeren?
Sociale verbanden
In veel gemeenten zijn er groepen bewoners die hun wijk formeel vertegenwoordigen, zoals een wijkraad of dorpsbelang. Uiteraard betrek je hen. Maar elke wijk is opgebouwd uit allerlei (andere) sociale verbanden, waarbij je ook kunt aansluiten. Benader bewoners ook via kappers, buurthuizen, religieuze gebouwen, supermarkten, sport-, kook- en leesclubs, etc. En natuurlijk via bewonersinitiatieven. Besef dat geen van die groepen namens de wijk kan spreken, al maken zij samen wel de wijk. Elke groep vraagt om een eigen wijze van benaderen en mate van participatie.
Sommige gemeenten gebruiken een busje waarmee ze de stad door rijden en aansluiten op evenementen. Op deze manier kunnen bewoners op een laagdrempelige wijze in contact komen met de gemeente, en vice versa. De gemeente Ermelo doet expliciet een oproep aan kritische bewoners die zich (nog) niet verenigd hebben: “Denk met ons mee, juist als je het er niet mee eens bent”.
De innovatiecurve onderscheidt vijf groepen rond de acceptatie van een transitie: voorlopers, vroege volgelingen, vroege meerderheid, late meerderheid en achterblijvers. Hou er rekening mee dat er een kleine kopgroep voorlopers is - die je gemakkelijk activeert - en een grote groep passieve volgers. Het is prima om eerst vooral in te zetten op de voorlopers en vroege volgelingen, maar vergeet de andere groepen niet. De grote meerderheid van de wijkbewoners komt waarschijnlijk niet uit zichzelf in beweging. Richt de communicatie ook op deze groep. Geef voorlopers - zoals bewonersinitiatieven - daarbij zo mogelijk een rol. Zij zijn weliswaar voorloper maar ook ‘één van de bewoners’. Verder blijkt dat als de vroege meerderheid eenmaal ‘om’ is, de late meerderheid – die in het begin misschien onbereikbaar lijkt - vaak eenvoudiger meegaat.
Denkers en doeners
Niet iedereen kan of wil op dezelfde manier meedoen en meedenken. Je hebt in de praktijk vaak denkers en doeners. Denkers zijn veelal theoretisch opgeleide mensen die de beleidstaal kennen. Doen zijn vaak praktisch opgeleide mensen die graag concrete dingen doen. Maak het voor beiden aantrekkelijk, zodat participatie niet iets wordt voor de ‘elite’. Organiseer dus niet manieren voor bewoners om mee te praten, organiseer ook mogelijkheden om mee te dóen.
Omgaan met representativiteit en inclusie
Bij alle vormen van participatie is sprake van zelfselectie van deelnemers, zodat niet alle groepen vanzelf in gelijke mate meedoen. Omwille van representativiteit en inclusiviteit is het daarom goed bij selectie en werving van deelnemers zowel een aselecte en als een meer gerichte benadering te gebruiken. Zorg daarbij voor goede randvoorwaarden, zoals een eventuele vergoeding of kinderopvang, zodat iedereen die wil meedoen ook kan meedoen. Soms worden bewonersgroepen formeel gelegitimeerd door de samenwerking officieel vast te leggen, bijvoorbeeld in een samenwerkingsovereenkomst of een intentieverklaring. Daarin kunnen - afhankelijk van hun rol en invloed - ook afspraken gemaakt worden over draagvlak en representativiteit. De participatiecoalitie kan helpen bij dergelijke afspraken.
Meer informatie
- Meer informatie over participatie en het betrekken van bewoners vind je bij de Participatiecoalitie.
Vragen?
Heb je meer vragen over typen bewoners en participatie? Neem dan contact op met onze
helpdesk. Een van onze adviseurs helpt je graag verder.